Revisies na een borstverkleining

Stoornissen in de bloedsomloop van de tepel en het tepelhof


Circulatoire aandoeningen van de tepel en het tepelhof zijn zeldzaam maar kunnen een belangrijke misvorming in dit gebied van de borst veroorzaken.


Blaar- en korstvorming van het tepelhof treden op indien het gebrek aan bloedtoevoer slechts tijdelijk is. De wond geneest meestal spontaan maar heeft de neiging om een gebied van littekenweefsel na te laten dat minder pigment bevat.


Zodra het litteken volledig uitgerijpt is en indien de basisstructuur van de tepel en het tepelhof bewaard is gebleven, kan dit gebied worden getatoeëerd, om de natuurlijke uitstraling van het tepelhof te herstellen.


Als de bloedtoevoer ernstig verstoord is, kunnen de tepel en het tepelhof afsterven. In dit geval is de cosmetische misvorming veel erger. De necrotische huid moet weggesneden worden en de gezonde wond moet gesloten worden met hechtingen.


Zodra het litteken is uitgerijpt, kan een tepelreconstructie worden uitgevoerd.


Stoornissen in de bloedsomloop van het borstweefsel


Deze complicatie is uiterst zeldzaam, maar heeft ernstige gevolgen.


Patiënten met een reeds voorafbestaande vasculaire aandoening en diegenen bij wie de verkeerde chirurgische techniek wordt toegepast hebben een significant risico. Een deel van hun borstweefsel kan afsterven en besmet worden na de operatie. Dit kan leiden tot abcesvorming of een cutane fistel.


Als grote delen van de borst in dit process betrokken zijn, kan dit tot een aanzienlijk verlies van volume en tot uitgebreide littekens leiden.


In kleinere gebieden kan vetnecrose optreden. Een deel van het borstweefsel wordt omgevormd tot een verharde massa, bestaande uit olie gemengd met kleine cysten.


Bij palpatie voelt een zone van vetnecrose vergelijkbaar aan met een maligne laesie, maar vetnecrose is een geheel goedaardig proces. Dit kan echter verwarring veroorzaken tijdens mammografie.


De behandeling van vetnecrose varieert. Kleine gebieden kunnen conservatief worden opgevolgd, grote gebieden kunnen echter een operatieve resectie benoodzaken indien de wonden afbreken of weefsel geïnfecteerd raakt.


Idealiter is het nuttig om te wachten, eventueel voor verscheidene maanden, om te bepalen welke delen van het borstweefsel zullen herstellen. Indien grote zones uitgesneden worden, kan het nodig zijn om een autologe borstreconstructie te overwegen.


Littekens


Littekens ter hoogte van het onderste gedeelte van de borst genezen meestal goed. De lengte van het litteken heeft de neiging evenredig te zijn met de hoeveelheid borstweefsel die werd verwijderd: hoe groter de borstverkleining, hoe langer de littekens.


Hypertrofische littekenvorming ontstaat wanneer zich overmatig littekenweefsel vormt. Het litteken wordt typisch rood, verhoogd, steviger en breder. Dit kan verontrustend zijn voor patiënten, maar is vaak genetisch bepaald.


Hypertrofische littekens worden in eerste instantie behandeld met regelmatige massage en het aanbrengen van druk. Dit kan worden gecombineerd met een reeks intralesionale cortisoneinjecties. In ernstige gevallen van hypertrofische littekenvorming kan chirurgische excisie gevolgd door lokale bestraling noodzakelijk zijn.


Overtollige huid kan zich soms verzamelen aan de lagere kant van het verticale litteken of op beide uiteinden van het horizontale litteken. Dit staat bekend als een 'ezelsoor'. Deze kunnen chirurgisch worden uitgesneden als ze zeer prominent zijn of als een patiënt ze oncomfortabel of lelijk vindt.


Ten slotte kunnen alle littekens rekken en breeder worden, hetgeen chirurgische revisie ter verbetering van hun uiterlijk rechtvaardigt.


Asymmetrie na borstverkleining


Zoals met alle borstoperaties, is een kleine hoeveelheid resterende asymmetrie onvermijdelijk, aangezien geen twee borsten volledig gelijk zijn.


Eventuele asymmetrie kan worden gerelateerd aan het volume of de vorm van de borst. Als er een volumeverschil is, kan dit worden gecorrigeerd door de grotere borst te verkleinen, of door de kleinere borst te vergroten. De vorm van de borst kan worden verbeterd door beperkte hoeveelheden huid weg te nemen of door de positie van de tepel / het tepelhofcomplex te wijzigen.


Als de tepel / het tepelhofcomplex te hoog of te laag op de borst werd gepositioneerd, weerspiegelt dit en slechte pre-operatieve planning. Een tepelhof dat te laag werd gepositioneerd kan gemakkelijk worden gecorrigeerd door gebruik te maken van de littekens van de borstverkleining. Echter, een tepelhof dat te hoog werd geplaatst is een veel moeilijker probleem om te corrigeren. Het verlagen van het tepelhof kan aanzienlijke littekens nalaten die zichtbaar zijn bij het dragen van een bikini of een laag uitgesneden top.


Tepelretractie


Tepelretractie kan ook optreden na borstreducerende chirurgie. Het littekenweefsel dat zich vormt onder de tepel/het tepelhofcomplex kan ertoe leiden dat de tepel naar binnen getrokken wordt. Dit gebeurt meestal onder invloed van de zwaartekracht op het genezen klierweefsel. Tepelretractie is echter chirurgisch te corrigeren.


Volume- en vormveranderingen


Patiënten met een belangrijk gewichtsverlies hebben de neiging om een significante hoeveelheid klierweefsel te verliezen, echter, de omringende huid verrandert hierbij niet mee. Als resultaat hebben de borsten de neiging te zakken en projectie te verliezen.


Een patiënt kan kiezen om het borstvolume te laten toenemen en dit kan bereikt worden door gebruik te maken van standaard augmentatie technieken. Als alternatief kan een borstlift worden uitgevoerd om de vorm van de borst te verbeteren.


Anderzijds hebben patiënten met een significante gewichtstoename de neiging hun borstvolume te doen toenemen. Deze patiënten kunnen kiezen voor een secundaire borstverkleining, die kan worden uitgevoerd door hun eerdere littekens.


Het is belangrijk dat patiënten die gevoelig zijn voor gewichtschommelingen een stabiel gewicht bereiken, dat moet worden gehandhaafd gedurende ten minste één jaar, voor het ondergaan van verdere borstreducerende chirurgie.


Als gevolg van het natuurlijke verouderingsproces kan de borstenvelop haar elasticiteit en stevigheid verliezen. Dit komt vooral voor ter hoogte van het onderste deel van de borst, het gebied het meest beïnvloed door de zwaartekracht. Dit resulteert in een onaantrekkelijke vorm, waarbij het tepelhof op zijn plaats blijft, maar het borstklierweefsel afzakt naar de onderste pool van de borst. Deze misvorming is vooral gebruikelijk na een borstverkleining met vertical litteken.


Dit komt omdat er onvoldoende huid werd verwijderd uit de onderste pool van de borst tijdens de eerste operatie. Om dit te corrigeren dient het borstklierweefsel te worden hervormd en hoger te worden gepositioneerd. Dit kan gebeuren via de bestaande littekens, maar vaak is het ook noodzakelijk om huid te verwijderen van de onderste polen, zowel horizontaal als verticaal.

Fig. 1a Fig. 1b

Figuur: Pre-operative foto (a) van een patiënt na borstverkleining, waarbij de tepel-tepelhof complexen te hoog op de borsten werden gepositioneerd. Post-operative foto (b) toont de gecorrigeerde tepelhoogtes. De littekens boven de tepelhoven zijn onvermijdbaar.