Staging prognose

Borstkankercellen kunnen zich in het lichaam verspreiden via het lymfatisch systeem, rechtstreeks via de bloedbaan of via directe ingroei in omliggende weefsels.


De lymfeknopen kunnen het eerste station zijn waar de kankercellen zich bevinden, eens ze zich van de primaire borsttumor hebben verwijderd. Deze lymfeknopen zijn gelegen in de oksel of langsheen het borstbeen. Van hieruit kunnen ze zich verder verspreiden naar het veneus systeem, en uitzaaiingen geven in verschillende organen: het skelet, longen, lever, hersenen en weke delen. Rechtstreekse uitzaaiing naar de bloedbaan is ook mogelijk.


Er wordt aangenomen dat borstkanker dikwijls reeds bij diagnose een systemische ziekte is, d.w.z. dat er zich reeds micrometastasen zouden bevinden over heel het lichaam. Vandaar de noodzaak om na een locoregionale behandeling met chirurgie en radiotherapie, ook een adjuvante, medicamenteuze therapie toe te dienen. Deze behandeling heeft als doel eventuele micrometastasen te vernietigen en zo een later herval van de ziekte te vermijden.
Bij de diagnose van borstkanker dient een goede “staging” te gebeuren: hiermee bepaalt men de uitbreiding van de ziekte. Deze staging bepaalt de prognose, en de noodzaak tot verdere adjuvante behandeling. Bij deze staging wordt gebruik van het TNM-systeem, waarbij T staat voor Tumorgrootte, N voor de status van de okselklieren (al dan niet aangetast; ‘Nodes’: lymfeklier in het Engels), en M voor de aan- of afwezigheid van Metastasen op afstand.

Tumorgrootte (T)


De tumorgrootte is gecorreleerd met prognose (hoe groter de tumor, hoe slechter de prognose), maar eveneens met de status van de okselklieren. Hoe groter de tumor, hoe groter de kans op aangetaste okselklieren. Tumoren van minder dan 1 cm hebben doorgaans een goede prognose.

Lymfeklierstatus (N)


De okselklieren zijn de voornaamste, en meestal eerste, drainageplaats voor de borst. Het aantal positieve of aangetaste okselklieren is de voornaamste prognostische factor. De betekenis van zogenaamde micrometastasen in de okselklieren (haarden van tumorcellen met een diameter < 2mm) is op dit ogenblik niet goed gekend. De onderstaande tabel toont de kansen op het onwikkelen van een recidief naargelang de status van de oksellymfeklieren.

Aantal positieve

okselklieren

Overleving zonder herval

na 5 jaar

Globale 10-jaars

overleving

0 80% 65-80%

1-3

±60-70% 35-65%
4 ±56% 15-25%
>4 18-46% 10-20%

Aan- of afwezigheid van metastasen op afstand (M)


Wanneer er geen aantoonbare metastasen zijn, is met een adequate locoregionale en medicamenteuze behandeling genezing mogelijk. De aantoonbare aanwezigheid van metastasen in andere organen (d.m.v. klassieke radiografische technieken, echografie van het abdomen, isotopenonderzoek van het skelet) betekent een ongeneesbare situatie. De duur en de kwaliteit van leven kunnen met een medicamenteuze behandeling nog verbeterd worden, maar definitieve genezing is uitgesloten.

Prognostische factoren zijn factoren die op het ogenblik van diagnose informatie geven over de uitkomst van de ziekte (kans op herval, kans op overlijden), en die de noodzaak tot verdere behandeling bepalen. De voornaamste zijn:

Histologische gradering

Nucleaire en histologische gradering: graad I-II-III. Hoe hoger de graad, hoe slechter de differentiatie, hoe slechter de prognose. Dit wordt bepaald door middel van het microscopisch onderzoek van het verwijderde weefsel.

Hormoonreceptorstatus (HR)


Oestrogeen- en progesteronreceptoren zijn eiwitten die aanwezig kunnen zijn op de kern van de tumorcel. Bij binding van deze eiwitten met oestrogeen of progesteron (aangeboden vanuit de bloedbaan) ontstaat er een opeenvolging van signalen, die uiteindelijk aanleiding geven tot celdeling en dus, tumorgroei.
Hormoonreceptor-positieve borstklierkankers hebben een betere prognose dan hormoonreceptor-negatieve tumoren. Bovendien zijn deze receptoren een voorspellende factor voor het succes van een anti-hormonale behandeling. Bij deze behandeling wordt gepoogd de stimulerende invloed van oestrogenen op de kankercel te blokkeren.
De aanwezigheid van hormoonreceptoren wordt immuunhistochemisch bepaald en wordt uitgedrukt als een percentage positieve cellen per aanwezige borstkankercellen (0-100%). De graad van respons op een antihormonale behandeling is afhankelijk van de sterkte van aanwezigheid van deze receptoren. Hormoonreceptor-positieve tumoren komen voor in ongeveer 60% van de patiënten.

Her-2/neu receptor (c-erbB-2 receptor)


De HER-2/neu of c-erbB-2 receptor is een eiwit dat in het membraan van de cel genesteld is. Wanneer groeifactoren hierop binden ontstaat er een opeenvolging van stimulerende signalen in de cel die uiteindelijk aanleiding geven tot verhoogde celdeling en tumorgroei. Overexpressie (overactiviteit of een te hoog aantal) van de HER-2 receptor vinden we in 20-25% van alle borstkankers en is meestal het gevolg van amplificatie van het HER-2 oncogen.
Overexpressie van HER-2 receptor is gecorreleerd met een agressieve kanker en met slechte prognose. Bovendien is dit een voorspellende factor voor respons op een nieuwe, “target” therapie met een antilichaam tegen de receptor, trastuzumab (Herceptine). Behandeling met trastuzumab in HER-2 positieve patiënten is nuttig in gevorderde en in adjuvante situatie. Deze behandeling kan de kans op herval met 50% verminderen!

Lymfatische en vasculaire invasie


De aanwezigheid van tumorcellen in de lymfevaten en bloedvaten van het tumorweefsel of aangetaste lymfeklieren is een maat voor agressief gedrag en is dus een slechte prognostische factor.

Leeftijd van patiënte


Jonge patiënten hebben dikwijls slecht gedifferentieerde tumoren, met negatieve hormoonreceptorstatus. Patiënten jonger dan 35 jaar worden dan ook als hoogrisicopatiënten beschouwd.