Anatomie

Het normale uitzicht van een borst

Hoe ziet een normale borst eruit? Bekijk de volgende video van Laura Dodsworth:

 

Ontwikkeling van de borst

Tijdens de ontwikkeling van de foetus onstaat eerst de tepel als een gepigmenteerde verhevenheid van de huid op de borstkas links en rechts van het borstbeen. Door een instulping van de tepel vormen zich de melkgangen naar binnen toe. De melkgangenstructuur en de tepel van de borst zijn dus reeds aanwezig vanaf de geboorte.
De klieren ontwikkelen zich tijdens de puberteit onder invloed van hormonen. Tijdens deze periode worden ze ook met meer vetweefsel omgeven. De borst krijgt meer volume en zo ontstaat de ronde welving.
Tijdens zwangerschap is er door hormoonstimulatie een tijdelijke extra activatie en ontwikkeling van de klieren die gaan melk produceren. Tijdens de menopauze neemt het klierweefsel af in volume, het atrofieert.

 

Structuur van de borst

Puur anatomisch bekeken is de normaal ontwikkelde vrouwelijke borst een welving op de borstkas op het niveau van de tweede tot de zesde rib. Ze bedekt een groot deel van de grote borstspier.

Ze bestaat uit een inhoud die volume geeft aan de borst en een huidenveloppe. De huidenveloppe is medeverantwoordelijk voor de vorm van de borst.
Belangrijke kenmerken op de ‘top’ van de borst zijn de tepel en het tepelhof. Beiden bevatten pigmenten. Het tepelhof is meestal rond en wat grillig afgeboord. Centraal bevindt zich de tepel en daaromheen vindt men willekeurig verspreide, kleine en bleker gekleurde bultjes die de kliertjes van Montgomery worden genoemd. Zij produceren huidsmeer en kunnen uitzonderlijk aanleiding geven tot een cyste.
De borst van de vrouw is een klierorgaan. Ze wordt gevormd door een 15 à 20-tal kwabbetjes klierweefsel bij elkaar. Elk kwabbetje klierweefsel produceert moedermelk, die via een melkgang wordt verzameld en naar de tepel wordt geleid. Deze kwabbetjes klierweefsel liggen ingebed in vetweefsel en zijn van elkaar gescheiden door vezelachtige vliezen die ook vastzitten op de borstspier en op die manier de hele structuur bij mekaar houden. Die vliezen worden de ligamenten van Cooper genoemd. Samen met de huid, het vetweefsel rond de klieren en de klieren zelf bepalen zij de vorm van de borst.

 

Fig. 1. Samenstelling van de borst: klierweefsel (blauw), vetweefsel (geel) en bindweefselstrengen (groen) liggen vervat tussen twee bladen van de oppervlakkige fascia, een stevige bindweefsellaag die het hele lichaam omgeeft. Een stevig ligament bepaalt de plaats en vorm van de inframammaire plooi. De borst ligt gescheiden van de onderliggende grote borstspier door middel van een losmazig bindweefselnetwerk.

 

Doorbloeding van de borst

De borst is een goed doorbloed orgaan. De bloedvoorziening gebeurt via verschillende wegen. De belangrijkste daarvan is de slagader die in de oksel ontspringt, een tweede weg is die via de inwendige borstkasslagaders naast het borstbeen en een derde vertrekt vanuit de slagaders van de ribben.
De afvoer van bloed gebeurt enerzijds via een netwerk van aders dat een vergelijkbaar patroon volgt als de slagaders en anderzijds via een uitgebreid en complex systeem van oppervlakkige aders die net onder de huid lopen. Veel van deze vaten zijn vaak met het blote oog te zien.

 

Links: doorbloeding van de borst: slagaders (rood) en aders (blauw) zorgen voor een uitgebreid netwerk van bloedvaten. Rechts: typisch vertoon van de oppervlakkige venen in de borst.

 

Lymfedrainage

De lymfedrainage van de borst is een al even uitgebreid netwerk en speelt een belangrijke rol bij borstkanker. Een groot deel van de lymfe wordt gedraineerd via de zijkant naar de lymfeknopen van de oksel (+/- 20 à 30 “axillaire” lymfeknopen). Iets minder wordt gedraineerd naar het midden toe, naar de lymfeknopen die vlak naast en iets dieper dan het borstbeen liggen (parasternale klieren). Het netwerk tussen beide lymfeknoopregio’s staat met mekaar in verbinding over de borst. Van hieruit vloeit de lymfe naar lymfeknopen onder het sleutelbeen en naar de basis van de hals. Daar bestaat een directe verbinding met de grote venen die teruglopen naar het hart. In sommige gevallen maar eerder zeldzaam is er ook rechtstreekse drainage naar het mediastinum, de lever, de parasternale klieren en oksel van de andere zijde en langsheen de ribben.

 

Bezenuwing

De gevoeligheid van de borst wordt verzekerd door verschillende huidzenuwen die horizontaal lopen, van opzij naar het midden van de borstkas toe, telkens tussen twee ribben in. Vanuit de tussenrib ruimtes 2 tot 6 geven zij zowel aan de buitenzijde als de binnenzijde (net langs het borstbeen) van de borst sensibele takjes af die de borstklier en de overliggende huid binnendringen.

Vooral de zenuw op het niveau tussen vierde en vijfde rib is belangrijk. Deze zorgt voor de erogene gevoeligheid van de tepel en het tepelhof. Bij prikkeling hiervan zal een onderhuids spiertje onder het tepelhof samentrekken en zo de tepel doen verstijven. De bovenste gedeelten van de borst worden bezenuwd door oppervlakkige zenuwen die afdalen vanuit de halsbasis.