Buik - Gesteelde TRAM

Het huid- en vetweefsel van de onderbuik tussen de navel en schaamstreek, blijft bij deze techniek verbonden met de onderliggende rechte buikspier. De spier wordt onderaan losgemaakt en via een onderhuidse tunnel naar de borstwand gedraaid. De spier blijft dus aan haar oorsprong verbonden met het ribrooster, waardoor de bloedvoorziening naar dit weefsel (superior epigastric artery) steeds intact blijft.


Er zijn twee grote nadelen verbonden aan deze techniek. Ten eerste dienen één of beide rechte buikspieren opgeofferd te worden, wat kan leiden tot functionele problemen. Patiënten kunnen een verminderde kracht in de buik- en rompspieren ervaren. De verzwakking van de buikwand kan bovendien leiden tot een uitstulping van de buikwand of een eventuele littekenbreuk. Ten tweede is ook de bloedvoorziening naar het overliggende weefsel niet steeds ideaal, omwille van de lange afstand die deze dient af te leggen. Daarnaast kan ook door een onnatuurlijk draaien van de spier bij de weefseltransfer de bloedvoorziening verminderd zijn.


Bijgevolg heeft de gesteelde TRAM flap een hogere incidentie van gedeeltelijke flapnecrose en vetnecrose . Daarenboven is deze flap moeilijk in vorm te brengen en op de plaats van de onderhuidse tunnel ziet men regelmatig een uitstulping in de bovenbuik. Desalniettemin is de gesteelde TRAM flap technisch eenvoudiger in vergelijking met de vrije TRAM flap of vrije DIEAP flap, aangezien geen microchirurgie vereist is.

a b

Afbeelding: De gesteelde Transverse Rectus Abdominis Muscle (TRAM) flap: de flap is gesteeld op één of beide rechte buikspieren (enkel de rechter rechte buikspier in deze afbeelding) (a) en het weefsel wordt gedraaid naar de borstkas via een onderhuidse tunnel (b).

Incidentie van complicaties:

  Gesteelde TRAM flap               
Heringreep                                             2
Gedeeltelijke flapnecrose 11.1
Vetnecrose 6.4
Totale flapnecrose 1.3
   
Seroom 8
Haematoom 2.2
Infectie 4.1
   
Uitstulping van de buikwand 6.9
Buikwandhernia 3.4

 


Referenties


Holmstrom H. The free abdominoplasty flap and its use in breast reconstruction: an experimental study and clinical case report. Scand J Plast Reconstr Surg. 1979;13:423.


Hartrampf CR, Scheflan M, Black PW. Breast reconstruction with a trasverse abdominal island flap. Plast Reconstr Surg. 1982;69:216-225.


Moon HK, Taylor GL. The vascular anatomy of the rectus abdominis muscolo-cutaneous flaps based on the deep superior epigastric system. Plast Reconstr Surg. 1988;82:815-822.


Nair N, Atisha DM, Streu R, Collins ED, Diehl K, Pearlman M, Alderman AK. An innovative approach to the primary surgical delay procedure for pedicle TRAM flap breast reconstruction. Plast Reconstr Surg. 2010;125(4):173e-174e.


Berrino P, Santi P. Preoperative TRAM flap planning for postmastectomy breast reconstruction. Ann Plast Surg. 1988;21(3):264-72.


Bostwick J 3rd, Jones G. Why I choose autogenous tissue in breast reconstruction. Clin Plast Surg. 1994;21(2):165-75.


Clugston PA, Gingrass MK, Azurin D, Fisher J, Maxwell GP. Ipsilateral pedicled TRAM flaps: the safer alternative? Plast Reconstr Surg. 2000;105(1):77-82.